Sint-Jansberg

Geschiedenis

Heen en weer tussen Gelre en Kleef
Nadat de Franken in de loop van de 7e- 8e-eeuw de heerschappij in het huidige Nederlandse/Duitse grensgebied overnamen, claimden de Frankische koningen en keizers de onbeheerde gebieden, zoals het Ketelwald, als jachtgebied. Zij stelden bosbeheerders aan om overexploitatie te voorkomen en de jacht veilig te stellen.

In een oorkonde uit 1040 wordt voor het Ketelwald voor het eerst gesproken van een dergelijke keizerlijke bosbeambte: ene Sindicho krijgt van keizer Hendrik III als “forestarius” een hoeve in “Gronspech” (Groesbeek).

In 1076 werd het beheer van het Ketelwald door keizer Hendrik III overgedragen aan de Graaf van Kleef. Maar langzaam maar zeker ontwikkelde het graafschap (later hertogdom) Gelre zich. Deze graven breidden hun macht in de eeuwen erna sterk uit. Over het bezit en het gebruik van het strategisch gelegen Ketelwald, in het grensgebied tussen Opper-Gelre en Kleef, zijn eeuwen lang conflicten geweest tussen de graven van Gelre en Kleef. Zelfs gearrangeerde huwelijken tussen de beide families konden geen eind maken aan de onenigheden.

Eeuwenlang was het Ketelwald dan ook afwisselend bezit van de graven van Kleef en Gelre. Deze concurrerende graven hadden voortdurend geldgebrek door het rijke leven dat zij leidden en de vele oorlogen die zij voerden. Door het woud, of een deel ervan, aan elkaar te verpanden konden zij geld lenen. Over die leningen en terugbetalingen ontstonden vaak weer ruzies.

Rond 1331 hadden de graven van Gelre het rijksleen op het Ketelwald verworven. Het werd daarna gesplitst in het Oberreichswald, het tegenwoordige Reichswald, en het Nederrijkswoud, het gebied ten zuiden en zuidoosten van Nijmegen. Omstreeks 1430 werd het Reichswald definitief Kleefs bezit omdat Kleef partij had gekozen voor de Bourgondische hertog Karel de Stoute. De Sint-Jansberg, dat toen ‘Försterij Sint Johannesberg’ heette, was onderdeel van het Oberreichswald en viel daarmee onder Kleefs beheer. Het Nederrijkswoud bleef eigendom van de graven van Gelre.

Ten tijde van de Franse republiek (1793-1815) werd het beheer van het Reichswald aan beide zijden van de huidige Nederlands-Duitse grens ondergebracht bij het centrale Franse bestuur. Na de Franse tijd werd tijdens het Congres van Wenen Europa herverdeeld en werd het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden opgericht. De precieze grens tussen Nederland en Duitsland werd vervolgens in 1816 in het Traktaat van Aken vastgesteld op een afstand van een kanonschot (ongeveer 2,5 kilometer) van de Maas. Hiermee werd natuurgebied de Sint-Jansberg volledig Nederlands, en kwam dit bosgebied onder beheer van de Nederlandse staatsdomeinen.


Landgoed Jansberg – een kleine eeuw een lusthof

Om de staatsschuld te verlagen, werden grote delen van de staatsdomeinen aan het begin van de 17e-eeuw verkocht aan notabelen. In 1828 kochten Adrianus van Riemsdijk van Gemert en zijn vrouw Daniëla Wesselman van Helmond bij een domeinveiling de Sint-Jansberg met ongeveer 140 hectare grond. Adrianus was handelaar in onder andere hout. In Groesbeek exploiteerde hij onder meer een steenfabriek en een turfgraverij. Op het moment van de aankoop van de Sint-Jansberg was hij echter rentenier te Maastricht.

Stamboom Adrianus van Riemsdijk

Adrianus van Riemsdijk stichtte een landgoed op zijn nieuw verworven gronden. Hij liet lanen aanleggen en bomen aanplanten voor de houtproductie. Tot eind negentiende eeuw bleef de exploitatie van het grootste deel van de Sint-Jansberg gericht op eikenhakhout, met name voor de leerlooierij. Het gehele gebied ten westen van de Helweg bestond uit eikenhakhout en ook tegenwoordig zijn op meerdere plekken restanten van de oude eikenhakhoutcultuur in het bos herkenbaar aan de breed uitgegroeide grillige eiken met meerdere stammen. Ook werden er diverse naaldbossen aangeplant. Deze worden tegenwoordig langzaamaan omgevormd naar een meer natuurlijk loofbos. Daarnaast zijn op verschillende plaatsen restanten van beukenhakhoutbos zichtbaar.

De woning die op het domein stond gebruikten Adrianus en zijn vrouw als buitenverblijf. In 1840 trouwde hun dochter, Jonkvrouw Anna van Riemsdijk van Gemert, met Barthold baron van Verschuer, en kwam landgoed Jansberg als bruidschat aan zijn schoonzoon. Dit echtpaar bouwde rond 1863 op het landgoed een waar lusthof met landhuis, koetshuis, siertuin met waterwerken, ommuurde moestuin en boomgaard.

Zoon Adriaan Daniel van Verschuer werd verantwoordelijk voor het beheer. In 1899
kocht hij op een openbare veiling het gehele landgoed.

Na diens dood in 1924 kwam de eigendom in handen van de Erven A.D. van Verschuer, waarin de elf kinderen waren verenigd. Eén ervan, Otto A.E. baron van Verschuer, was tot zijn dood in 1969 rentmeester namens de familie.

Tot de Tweede Wereldoorlog werd het gebruikt als buitenverblijf door de familie Verschuer. Met operatie Market Garden lag het landgoed in het frontgebied, en werden de meeste gebouwen in 1944 in de hevige oorlogsstrijd verwoest. Daarna werd de buitenplaats nooit meer herbouwd.

Sinds 1969 wordt wat nog resteert van dit landgoed beheerd door Natuurmonumenten. Er zijn nog enkele sporen in dit natuurgebied die herinneren aan de eens prachtige buitenplaats Jansberg met haar tuinen. Het meest kenmerkende is het dal van de drie vijvers. Water speelde eeuwenlang een grote rol bij de verfraaiing van buitenplaatsen en waarschijnlijk is dit ook een belangrijke reden geweest voor de aanleg van de drie vijvers bij het landhuis. De bovenste vijver wordt gevoed door kwelwater. Om het water in de bovenste vijver vast te houden is een dam opgeworpen. Van het verval dat hierbij ontstond naar de middelste vijver werd gebruik gemaakt om een waterval te bouwen. De middelste vijver werd ook gebruikt om de duurzaamheid van hout te verhogen door houtstammen in het water te weken. In de noordwesthoek van de middelste vijver is het pad waarover de stammen naar en uit de vijver werden gesleept nog zichtbaar. Verder werd de middelste vijver ook gebruikt om in te vissen. De onderste vijver werd gebruikt om in te baden en zwemmen. Deze vijver was het verst van de bron verwijderd en dus het warmst.

Daarnaast bevinden zich bij de voormalige huisplaats een in een helling gebouwde ijskelder, die tegenwoordig geschikt is gemaakt als vleermuizenkelder.

De voormalige beneden tuin met drie niveaus is nog herkenbaar aan de tuinmuren. Ook zijn de voormalige oprijlanen met laanbeplanting van tamme kastanjes en eiken naar het landhuis nog herkenbaar, en staan er nog steeds diverse sierplanten uit de voormalige tuinen van de lusthof, zoals een mammoetboom (Sequoia sempervirens), een Libanonceder, een Reuzenzilverspar en (uitgegroeide) hagen en stinzenplanten.


In november 2023 is De Sint-Jansberg uitgeroepen tot Nederlands vijfde Icoonlandschap.
Zie ook voor info op desbetreffende website !